Visietekst werkgroep wildwater 2023
Onze club is een echte familieclub. We hebben leden van 9 tot 99 jaar. Er zijn heel veel activiteiten voorzien op verschillende leeftijden en vaar-niveaus door elkaar. Er worden tijdens trainingen en activiteiten vriendschappen gesmeed en er bestaat een stevige cultuur van ‘zorgen voor elkaar’. Helaas volstaat ‘goed willen zorgen voor elkaar’ niet om ieders veiligheid te garanderen wanneer er gevaren wordt op snel stromend water.
We zijn als club (en werkgroep wildwater) op zoek naar een goede manier om het niveau van vaarders te bepalen en dat af te stemmen op de rivieren die ze varen. In de afgelopen jaren hebben we een classificatie van moeilijkheidsgraad van rivieren en een lijst van vaardigheden per niveau gemaakt. Deze zijn terug te vinden op de site van KSKCL. Nu zijn gaan we aan de slag om deze zaken in de praktijk toe te passen.
Allereerst willen we een onderscheid maken tussen ‘het autonoom afvaren’ van een rivier en ‘het eindpunt van de afvaart levend bereiken’. Met een goede engelbewaarder en een legertje meer ervaren kayakcollega’s kan elke kayakker zogezegd een afvaart voltooien die boven zijn/haar vaarniveau is. Binnen KSKCL vinden wij dat geen correcte manier om met de kayaksport (en de kayakkers) om te gaan. Er is simpelweg een te groot veiligheidsrisico (zowel voor de minder ervaren kayakker als voor de rest van die groep).
Als we de eerder geposte documenten op onze site samenleggen, dan komen we tot deze definitie: Het niveau van de kayakker wordt gezien als de moeilijkheidsgraad van de rivier die de vaarder veilig en ‘autonoom’ kan afvaren. D.w.z. in een team vaarders van ongeveer hetzelfde niveau, zonder dat ze daarbij afhankelijk zijn van, of puur vertrouwen op, betere vaarders. Om autonoom een bepaalde klasse te kunnen varen, moet je dus (bijna) alle vaardigheden bezitten zoals beschreven in de lijst ‘vaardigheden per niveau’. Daarnaast zou je ook in staat moeten zijn om de verschillende rollen op dat niveau in te nemen (voorop varen, als laatste varen, vissen, scouten, enz.) en helpen om de mogelijke problemen mee op te lossen. Je beheerst dus pas een bepaalde klasse als je met een bepaald gemak/overschot elke rivier van die klasse voorop zou kunnen afvaren op een veilige manier. Ook als je die rivier zelf nog nooit gevaren hebt. Bijvoorbeeld bij klasse III spreken we dan van een solide klasse III vaarder (naar de Engelse benaming: ‘solid class III boater’). Natuurlijk kan je als vaarder wel bepaalde voorkeuren hebben (groot water, verblokt, steil) maar in wezen zou je alle types rivieren moeten kunnen varen van dat bepaalde niveau.
Waar we als club naar willen streven, is dat elke vaarder zich goed bewust is van zijn of haar kunnen op wildwater. Door een goede kennis van de vaardigheden per niveau en door in dialoog te gaan met een meer ervaren kayakker en/of advies te vragen aan de leden van de werkgroep wildwater, is dit bewustzijn voor elke kayakker binnen de club een haalbare kaart. En uiteraard is een vaarniveau geen verdienste voor het leven. Na een lange time-out moet ook een wielrenner weer trainen om al zijn conditie op peil te krijgen. Omgekeerd kunnen enthousiasme en regelmatige training voor een snelle vooruitgang zorgen binnen de sport.
De niveaus/klasses zijn vergelijkbaar met de wildwater brevetten (C1,C2,C3) maar binnen de club denken we eraan om meer genuanceerd te werken. We willen de volgende klasses hanteren: 1, 2, 2+, 3-, 3, 3+, 4-, 4, 4+,5-,5 en 6. Elke toekenning van een klasse moet uiteraard worden bevestigd op een rivier van die klasse. Op die manier krijgt de wildwater werkgroep een goed zicht op wat de clubleden zeker kunnen varen. Door veel meer te nuanceren dan de klassieke brevetten, zijn de stappen klein genoeg om progressie te kunnen maken. Dat is motiverend en bied veel perspectief om te groeien.
Bijvoorbeeld: wanneer iemand voorop kan varen op een klasse II+-rivier, de keerwaters pakt die nodig zijn om veilig te varen, enz., heeft die persoon waarschijnlijk voldoende marge om mee te gaan op klasse 3-. Op dat niveau kan hij/zij dan in de buik van het peloton meevaren en langzaam wennen aan dat niveau, tot het moment van beheersing en autonomie.
Opdat de clubleden ook duidelijk zicht zouden krijgen op het aanbod en hun kansen om progressie te maken, verdelen we de clubactiviteiten onder in twee soorten: lesmomenten en vaarmomenten.
Bij ‘lesmomenten’ wordt er gevaren onder leiding van een lesgever. Deze draagt de verantwoordelijkheid over de deelnemers en kan/moet verantwoorde keuzes maken over wie er op welk niveau meekan. De les heeft als doel om specifieke vaardigheden aan te leren, te groeien in niveau, en/of autonomer te leren varen. Tijdens deze lesmomenten zullen vaarders niet meer dan één volledige klasse boven hun eigen niveau varen. Voorbeelden van lesmomenten zijn ‘start-to-stromend’, ‘training op pistes’, wildwaterstage, Sault-Brénaz.
Bij ‘vaarmomenten’ is er wel sprake van een groepsleider (vooral organisatorisch) maar deze heeft niet de individuele eindverantwoordelijkheid. Op vaarmomenten varen we samen als vereniging voor ieders eigen plezier. Er is dan sprake van een collectieve verantwoordelijkheid. Op deze momenten kunnen alle groepsleden zelf en eventueel met feedback van anderen oefenen en groeien in de sport. Door veel te spelen op de rivier oefen je ‘spelenderwijs’ de verschillende skills die nodig zijn om te groeien in een niveau. Daarnaast maakt spelen het varen leuker en spannender, het is minder snel ‘nodig’ om moeilijker te gaan varen. Als club stellen we de regel dat op vaarmomenten niemand meer dan een + of een – boven het eigen niveau vaart. Immers, als je dat wel zou doen, dan maak je jezelf te afhankelijk van de anderen en breng je daarmee, zoals hoger vermeld, jezelf en je medevaarders mogelijk in gevaar. Daarenboven is het zo goed als onmogelijk om iets bij te leren als je te zeer boven je niveau gaat varen. Kayakken wordt dan opnieuw ‘afvaren en overleven’ en niet langer ‘zelfstandig beslissingen nemen’ en ‘beheerst afvaren’. Als je niet durft spelen op een bepaalde rivier is dat een duidelijk signaal dat je boven/tegen je limiet zit. In het ideale geval is de groep in evenwicht dwz: er zijn evenveel vaarders mee die (een beetje) onder hun niveau varen als vaarders die een beetje boven hun niveau varen. Voor starters is het advies dat zij na de ‘start-to-kayak’ eveneens een ‘start-to-stromend’ volgen alvorens mee te kunnen op een vaarmoment in de Belgische Ardennen (i.e. minimaal klasse 2). Op die manier krijgen begeleiders ook een duidelijk beeld van de vaardigheden van de beginnende vaarder op stromend water. Voorbeelden van vaarmomenten zijn: derogatievaren op zondag, clubvakantie, Sault-Brenaz (buiten de lesmomenten), afvaart Cure/Chalaux, Hemelvaart Weekend, herfstweekend, …
Als club realiseren we ons dat bovenstaande opdeling best ambitieus is. Deze visietekst is daarom ook geen reglement, maar een engagement of rode draad doorheen de ontwikkeling van het wildwatervaren binnen de club. We streven ernaar om jaarlijks voldoende uitstappen op verschillende niveaus te organiseren. Zo kunnen er meerdere uitstappen op eenzelfde datum plaatsvinden als alle deelnemers autonomer gaan varen. Elke vaarder sluit dan aan bij het aanbod op zijn/haar eigen niveau. Op die manier komt iedereen op elk niveau aan varen toe. Daarnaast streven we ook naar het organiseren van voldoende en verschillende lesmomenten. En tot slot willen we clubleden motiveren om ook eens bij externe organisaties te gaan kijken. Een vaarvakantie of lessenreeks volgen bij kayakscholen zoals bijvoorbeeld Stipyaks, Zwalker, Europagaai, …. kan een extra zetje geven aan de persoonlijke groei van elke kayakker.
Zo hopen we ook in de toekomst op een veilige en aangename manier samen te kunnen genieten van deze geweldige sport.