Côte d'Opale en Clairmarais

De Opaalkust: een kajakbubbel van deining en zeehonden

De Opaalkust, die strook Frans-Vlaamse grond die beknabbeld wordt door de Noordzee en die hier en daar omhoog rijst tot kliffen met beeldende namen als Cap Gris Nez en Cap Blanc Nez, belofte van subtiel kleurrijke zee-ervaringen met onze kajak: Dimitri Vandepoele van North Sea Kayak zou ons begeleiden op een tocht.
Tijdens de autorit bemerkten we overstekende vluchtelingen op de autosnelweg in de buurt van Calais, waar er een woud van witte afrasteringen is opgerezen om de Chunnel te beveiligen. Een vreemd beeld, rennende mannen daar waar je normaal bekeken alleen auto’s en vrachtwagens kan ontwaren, het had een surrealistisch schilderij verwant aan de werken van Paul Delvaux kunnen worden. Zo zijn borden met ‘overstekend wild’ verworden tot signalisaties ‘overstekende vluchtelingen’, aangespoelden die overleven in radeloosheid en tevens met de dwaze, steeds weer oplevende hoop in het hart: ‘le cadavre exquis boira le vin nouveau’.
Op de camping van Ambleteuse had Tom twee stacaravans voor ons gereserveerd. Hij verwelkomde ons in short en T-shirt met korte mouwen; het slechte weer van de laatste dagen had blijkbaar geen vat op hem. En inderdaad, de zon deed die vrijdagavond haar best, waardoor we ons gezamenlijk avondmaal buiten konden nuttigen.
Maar de daaropvolgende nacht regende het pijpenstelen, onafgebroken, alsof de tijden van de zondvloed weer waren aangebroken, alsof de zee zich voor ons tot aan de rand wilde vullen. Door het voortdurende geroffel op ons dak zagen we ons reeds de hele dag mistroostig in de regen peddelen.
Tot onze opperste verbazing brak de volgende morgen al heel vroeg de zon door. Die zon zou ons de twee komende dagen niet meer in de steek laten.
Om 7u30 stonden we aan de afgesproken ontmoetingsplaats van Audresselles, met onze zeekajaks en een volledige uitrusting, zelfs met een fluitje, al dan niet bij de bakker gekocht… (sorry, inside joke van Tom).
We sleepten onze kajaks het strand op, waar het fijne korrelzand werd afgewisseld met rotsige bodem terwijl hier en daar een achtergebleven stroompje zeewater kronkelend zijn weg zocht naar zee. Het was zwoegen om tot aan de zeelijn te geraken, maar eens we in onze kajak zaten was het louter genieten.
Het was een klare dag, waardoor we aan de overkant de witte kliffen van Engeland konden zien blinken. Slechts een dertigtal kilometers scheidden ons van de overkant, Engeland leek zo maar voor het grijpen te liggen. Er naar toe varen zou echter met de stromingen wel eens lelijk kunnen tegenvallen.
We peddelden noordwaarts langs de kust, naast kolossale blokken steen die van de Cap Gris Nez waren gekeild door de inwerking van de erosie, alsof een onstuimige reus zijn blokkendoos had omver geworpen.
Zodra we de kaap gerond hadden, zagen we in de verte de Cap Blanc Nez liggen, die met zijn witte krijtwand hoog boven het water uittorende. Tussen de twee kapen, beschut in een baai, lag in de verte het dorpje Wissant als een vergeten juweel blank te glimmen.
We wenden aan de voortdurende deining van de zee, het ritmisch opbollen van het wateroppervlak en het ineenkrimpen, de ademhaling van een gigantisch dier.
En toen zagen we onze eerste zeehond. Dan nog één en nog één. Zwarte koppen die ons nieuwsgierig observeerden van in de verte.
We zouden verschillende keren zeehonden te zien krijgen en naarmate de dag vorderde, durfden ze ook dichterbij komen. Op een bepaald moment bemerkten we aan alle kanten zeehonden, waardoor we wel omsingeld leken. Gelukkig vertoonden ze geen tekenen van agressie.  Ze waren onze goede begeleiders, hoeders die vanuit de diepten waren opgedoken, magiërs van de zee.
Er bleken twee soorten te zijn: sommige hadden een kleine ronde kop, andere een grote vierkante. Vooral die laatste, wanneer ze op een bepaalde manier hun kop draaiden, staken als een driehoek boven het wateroppervlak uit, waardoor ze op een haaievin leken. De eerste keer sloeg me de schrik om het hart. Een opluchting was het, toen het uiteindelijk toch om een zeehond bleek te gaan.
Tijdens onze vorige zeetocht enkele weken voordien was onze zoektocht naar zeehonden vruchteloos gebleken; nu doken ze in veelvoud op als een onverwachte genade die de zachtmoedige zee ons goedgunstig toezond.
 
Op het uiterste strand dat we zouden aandoen, hielden we onze picknick. Het was het geschikte moment, want doodtij. Door met de vloed te varen, hadden we de stroming mee gehad. Bij terugtrekkend tij zouden we weerkeren en opnieuw het voordeel van de stroming hebben. Dimitri had het allemaal netjes voor ons uitgekiend.
Op een volgend strand zou hij ons de surftechnieken uitleggen. Daarvoor moesten we door de branding heen peddelen. De eersten kwamen er goed door, maar dan stortte een megagolf zich over ons en viel bijna de helft van de groep in het water, ik incluis. Zo was de kop eraf. We waren in één klap afgekoeld, al was het water nog vrij warm in dit seizoen.
Leren surfen, hangen en steunen op een golf, een baar berijden als een paard… of we nu vlotjes oefenden of moeizaam, Dimitri gaf ons feedback.
Achter de golflijn leerde hij ons hoe we op zee in onze boot moesten kruipen. Een zware klus en ik werd er doodmoe van. Maar bij een onverwacht omkiepen weet ik nu dat ik terug in mijn kajak kan geraken, al is het met een extra steuntje. Het vaartuig van iemand anders ledigen door die half over je eigen boot te trekken, daar had ik de fut niet meer toe. Tja, ik ben niet van plan me ooit op zee te wagen zonder omringd te zijn door sterke mannen die me kunnen helpen.
Op de terugtocht werd één van de peddelaars zeeziek. Als ware beschermengel demonstreerde Dimitri hoe je in dat geval iemand stabiliseert terwijl die persoon de ziel uit haar lijf kotst.
Voor mij was de deining van de zee puur genieten. Het wiegen werd me zo vertrouwd alsof ik nooit iets anders had gedaan. Het zeevaardersbloed dat ik geërfd heb van mijn voorouders stroomde geestdriftig. Het troebele, donkergroene water met de ondoorgrondelijke diepte vond ik een geruststelling. Nou ja, erg wild deed de zee niet. Misschien dat ik een volgende keer, als ze haar kluisters breekt, dood ben van de schrik.
Bij de aankomstplaats besloot ongeveer de helft van de groep, de sterkste mannen, nog een eindje door te varen. Aan een volgend strandje leerden ze zelfreddingstechnieken, maar daarna moesten ze wel tegen de stroming in terugkeren.
Mijn energie was zo goed als op. Met de hulp van Sylvie kon ik nog net, met de allergrootste moeite, mijn zeekajak over het strand zeulen. Door het terugtrekkend tij was de afstand een heel stuk langer geworden. Ploeteren in het mulle zand, bergop klimmen op de rotsige ondergrond, het was loodzwaar.
Eenmaal terug op de camping vergastten Tom en Guy ons op een uitgelezen maaltijd: mosselen op de barbecue. Zo had ik ze nog nooit gesavoureerd. Omdat ze tijdens het koken niet konden ‘zwemmen’ in het kookvocht, werden de schelpen er enigszins bros van, maar de mosselen zelf smaakten voortreffelijk. Een uitstekende afsluiter van een meer dan geslaagde dag.
 
De volgende morgen zouden we de Clairmarais bevaren, in de buurt van St. Omer, een moerassig gebied met een wirwar aan kanalen. Dimitri zou opnieuw onze gids zijn. Ditmaal had hij zijn zeematen van de North Sea Kayak opgetrommeld.
Het was instappen aan een hoge steiger, iets waar ik altijd kriebels in mijn buik van krijg. Met hulp lukte het me om in mijn boot te geraken zonder eerst in het water te vallen. Droog blijven als je nog een hele dag moet kajakken is altijd mooi meegenomen.
We dachten dat wij een vrolijke bende waren, maar die van de North Sea Kayak overtroffen ons daarin bijna. Aan het accent van sommigen was het even wennen, maar de verbroedering/verzustering verliep vlotjes. Tegen het einde van de dag zouden de twee oorspronkelijke groepen de nuances zijn van één grote groep.
Met onze lange, kleurrijke boten peddelden we een hele dag lang door het natuurgebied, dat er vreedzaam bij lag, met een overvloedige begroeiing op de oevers, hier en daar een origineel bruggetje in hout en warempel een winkel op een kruispunt van twee kanalen.
De kalmte van het platte water stond in schril contrast met de deining van de vorige dag.
Onderweg leerde Dimitri me nog een paar nieuwe peddeltechnieken. Ik durfde niet alles uit te proberen, omdat het me niet het goede moment leek om te kenteren. Dat is werk voor in Leuven.
Na een rondvaart van een twintigtal km eindigden we aan ons beginpunt. Het was tijd om afscheid te nemen van onze nieuwe vrienden, waarbij we vooral Dimitri hartelijk dankten.
Een weekend lang hadden we in een kajakbubbel gezeten, maar nu spatte die bel uiteen en werden we weer alle kanten opgedreven.
Eén ding besefte ik: bij mijn passie voor wildwatervaren heeft zich ook een passie voor zeekajakken gevoegd. Hopelijk kan dit volgend jaar hernieuwd worden. 
 
Miek