Sault-Brénaz

Van zaterdag 11/04 tot en met woensdag 15/04/15

Sault-Brénaz. Al maandenlang tuitte die naam ons in de oren – al klonk die voor mij eerder als ‘Saint-Brénaz’, alsof het om een heilige ging die zich verwaardigde af te dalen naar eenvoudige kajakkers. Al maandenlang stond de eerste letter van zijn naam op ons netvlies gebrand: een glanzende wildwaterbaan in sierlijke S-vorm, gekerfd in de bodem van een eilandje op de Rhône, het Shangri-La voor kajakkers, de hervonden Speeltuin van Eden voor hen die zich wagen op woelige wateren.

Het weekend ervoor – toen het ’s nachts nog vroor dat het kraakte in de Ardennen – hadden we de Ourthe afgevaren, met een overvloed aan water, sterke stroming en obstakels die er beter niet hadden gelegen, een derogatietraject op de Oostelijke en de dag nadien op de Westelijke Ourthe, verboden voor gewone stervelingen, maar niet voor clubleden.

De eerste minuut lag ik al in het water en verloor voorgoed mijn peddel waaraan mijn splinternieuwe moffen waren bevestigd, een onvrijwillig offer aan de rivier. Ergens tussen de rotsen van de Ourthe, verstopt onder de stroming, moet nu nog die peddel steken, met mijn moffen als vlag en wimpel, misschien ondertussen een toevluchtsoord voor vissen geworden. Een dag van blauw zien van de kou en bibberen, met als toemaatje een ijskoude douche op de camping… het had voldoende kunnen zijn om mijn lier, euh ik bedoel mijn kajak, voorgoed aan de wilgen te hangen, ware er niet de warme gastvrijheid van Danny en Els geweest, die zich over mij ontfermden als over een half verzopen en bevroren kattenjong dat zijn negende leven aan het opgebruiken was. De volgende dag kon ik me dan toch veilig en geborgen voelen op het water in een duozit met Danny – ik zat er zo gerust in als een pasgeboren lammetje – en daarna, op het Meer van Nisramont, demonstreerden Els en ik onze gezamenlijke ‘girlpower’, weliswaar bij het uitstappen geassisteerd door de onmisbare ‘manpower’.

Terwijl ik mijn koudetrauma van de Ourthe nog aan het verwerken was, stond Sault-Brénaz al voor de deur en deze keer leken de weergoden ons goedgezind.

 

Aankomst in de late namiddag. De slaapplaatsen in de vier hutten werden verdeeld en in de onmiddellijke nabijheid nestelden zich andere clubleden als een stormwering, een bevriende gordel van caravans, mobilhomes en zelfs een onvervalste wigwam.

Niet zeuren, de eerste les kwam er al aan. Danny zou ons leren zwemmen in wildwater. Op het nabije keienstrandje demonstreerde hij hoe je in zo’n stroming moet springen: de pensduik, zo vlak mogelijk op het water proberen te belanden, armen en benen gespreid, om het risico op een treffen met een onderwaterrots zo klein mogelijk te maken.

Danielle en Hilde zagen wat pips rond de neus. Met mijn ‘jeugdige’ overmoed zou ik wel de spits afbijten. Toen ik voor dat water stond, met die sterke stroming en mogelijk verborgen stenen en rotsen, moest ik toch even slikken. Maar ja, ik kon moeilijk terug als ik mijn imago van onverschrokken waterrat niet onherroepelijk wilde verbrijzelen. Springen dan maar.

Danny had me verzekerd dat er op die plaats geen stenen lagen, maar ik meende er toch op eentje te stoten – nou ja, achteraf bekeken moet het de slag van mijn zwemvest op het water geweest zijn.

Eens te meer was het een existentiële ervaring: je met doodsverachting in het water werpen, als een pluisje meegesleurd worden door die sterke stroming, voeten vooruit, plank maken, uitkijken naar een keerwatertje en je dan om je verticale as wentelen om er naar toe te zwemmen. Na enkele keren werden we het warempel gewoon.

Daarna nog wat kajakken, keerwatertjes leren gebruiken aan dezelfde kant, zonder ons te wagen in de sterke stroming in het midden en onze eerste les zat er op.

Toch nog kou gehad die eerste avond, van al dat zwemmen. Of was het nog ‘nakou’ van de Ourthe? Gelukkig was er het kampvuur dat vakkundig onderhouden werd door Rik, onze vuurmeester van dienst.

 

Dag 2. Enthousiast ingezet door een stralende zon. Wij dus even stralend… totdat ik in gevecht met de stroming het onderspit moest delven, telkens opnieuw. Een dag waarop ik ontelbare keren ben omgegaan  –  moet zowat tussen 10 en 20 keren zijn geweest – totdat het uiteindelijk routine werd. Het legen van de boot, het slepen ervan naar het strandje en het spatzeil aanspannen, ik werd er ontiegelijk moe van. Maar ja, opgeven was geen optie, toch niet zo lang Danny zo’n eindeloos geduld met mij bleef hebben.

Die dag had hij een ‘accidentje’: bij het op het droge trekken van een boot was zijn vinger blijven haken en stond die ‘paraplu’. Met stoïcijnse zelfbeheersing slaagde hij erin die opnieuw in het gelid te trekken, waarna de volgende dagen zowat zijn hele hand er blauw en gezwollen uitzag. Ontkennend antwoord als ik vroeg of hij pijn had. Achteraf bleek die vinger ook nog gebroken te zijn en werd die ‘verrijkt’ met drie vijzen. Al ooit een breuk gezien die geen pijn deed?

 

Dag 3. Ondanks zijn blessure bleef Danny onverstoorbaar zijn meest galante zelf en stelde hij me voor om zijn bloedeigen boot te gebruiken, een wildwaterkajak die wat stabieler op het water lag. Voetsteunen verzet en de ruil was geregeld.

Nu kon ik het niet meer maken om in het water te slaan en een hele tijd ging het goed. Uiteindelijk zou ik er maar twee keer meer in vallen. Naar de rotsen in het midden van de rivier leren varen, daarna de grote oversteek. ik bleef overeind, al was het soms met moeite. Nou ja, ik moest wel. Toen Danny ons de opdracht gaf over te steken op de manier die we wilden, voegde hij er veelbetekenend naar mij aan toe: behalve op jouw manier, al zwemmend. Tja, dan word je wel verplicht om recht te blijven, als een mens een zwemverbod krijgt. Een truc die lukte dus.

Nu waren het anderen die mij aflosten in het omkieperen, van beginnelingen tot de meest ervaren rotten toe. Ralf demonstreerde bij zo’n gelegenheid het ‘peddelzwemmen’ waarbij hij de peddel in beide handen nam en hem bij elke crawlbeweging als een verlengde arm gebruikte. Prompt probeerde ik het hem na te doen, maar mislukte. Eens te meer weer veel moeilijker dan je zou denken.

Ludwig oefende ook danig in het omslaan, maar telkens verrees hij superieur uit de stroming. Terwijl wij ongenadig werden meegesleurd als een nietig vonkje leven in een bruisende stroom, stond hij als een blonde reus op beide voeten in het midden van de rivier en hanteerde met gemak zijn boot, alsof één of andere mythische riviergod uit de wilde wateren oprees.

Omdat Danny zijn handen vol had met al die beginnelingen die wilden leren varen, ontfermde Els zich over mij. De overkant proberen te bereiken, terwijl zij me toeriep, was een stuk motiverender dan je alleen maar te richten op een verre rots.

In de namiddag gingen we raften, nu vertrekkend van helemaal bovenaan. Hadden we beneden al woelige wateren ervaren, in de hogere regionen leek het wel een zondvloed van water, een Armageddon uit Bijbelse tijden, met knoerten van onderwaterrotsen als de vervaarlijk verzwelgende Leviathan, golven als aanstormende Apocalyptische ruiters en dat alles onder een voortdurend gedruis als van de zeven laatste bazuinen.

Rik ontpopte zich tot meester-stuurder van de miniraft, terwijl ik vooraan hele watervallen van opspattend water over me heen kreeg. Al leek zo’n raft nogal vrij plomp om te besturen, hij was wel megasoepel en plooide zich gewillig in twee zonder omkantelen toen we boven op een rots kwamen te zitten.

Met de geweldige vaart die de stroming ons gaf, zwaar hobbelend over de watervalletjes, duurde een rit niet lang, niet langer dan een kermisrit in het blijmoedige Arcadië van mijn kindertijd. Telkens opnieuw konden we opnieuw beginnen, al moesten we daarvoor de raft het hele eind terug naar boven slepen. Het gejoel van de kinderen steeg boven de bedding uit en Rik haalde acrobatische toeren uit, werd uit de raft gekatapulteerd en klom er in volle stroming als een volleerd circusartiest terug in.

Wanneer ’s avonds de barrage bovenaan werd dichtgedraaid, daalde het niveau van het water aanzienlijk, waardoor we niet alleen de positie van de rotsen en keien konden bestuderen, maar ook het gespartel van de roodgevinde voornen. Danielle had de dag voordien al aangekondigd dat ze een vis wilde vangen en vanavond moest het gebeuren. Met enige scepsis zagen we haar naar de waterkant verdwijnen… totdat ze een hele tijd later weer verscheen met, tot onze opperste verbazing, een grote, zware, levende vis in haar emmer.

Dat was pas een prestatie om U tegen te zeggen. Eerlijkheidshalve gaf ze toe dat de vis in moeilijkheden verkeerde toen ze hem vond, omdat hij door de plotse daling van het water verstrikt was geraakt tussen de rotsen. Hij was gedoemd geweest om te sterven als ze hem er niet had uitgehaald. Niet dat zijn lot nu zo erg anders zou worden. Maar ja, wat doe je met een levende vis? Niet zo eenvoudig voor mensen die gewoon zijn  mooie, dode visfilets in de winkel te kopen. Tom nam de taak op zich om hem kordaat met een welgemikte slag de kop in te slaan.

Hij werd geroosterd op het vuur. De volgende morgen zouden we hem op tafel vinden op zijn glinsterend bedje van zilverpapier: er was wat aan geproefd, door de kinderen wellicht, en blijkbaar versmaad. Uiteindelijk belandde het beest in de vuilbak. Danielle verklaarde edelmoedig dat ze voortaan de kinderen zou leren om, in plaats van doders van vissen, redders van vissen te worden.

 

Dag 4: in de voormiddag les. We leerden oversteken tegen de stroming in. Het bracht reminiscenties in me naar boven van ‘aan de wind zeilen’; nu ging het erom in de juiste hoek tegen de stroming in te peddelen.

In de namiddag probeerden we onze vaardigheden uit op een echte rivier, de Ain. Ze stroomde rustig en breed, met hier en daar vernauwingen bij bruggen en af en toe – voor mij alleszins – water dat vervaarlijk genoeg kabbelde om te dreigen me uit balans te slaan. Maar ik hield me recht. Het was Daan die zo lief was om er als eerste en enige in te vallen. Voor deze keer liet ik deze eer aan mij voorbijgaan, kwestie van mijn zelfwaardegevoel wat op te vijzelen. Het gaf ons bovendien even de gelegenheid om de armen te laten zakken. Wat later zou Jurgen – of Gunther voor de vrienden – met heroïsche overtuigingskracht Daan letterlijk een eind op sleeptouw nemen.

Els was mijn betrouwbare gids en zodra het onstuimige ‘broebelen’ van het water begon, bleef ik in haar zog en probeerde, op een miezerige manier weliswaar, haar zuivere en elegante techniek na te bootsen.

Op een rotsig strandje namen we een pauze. Door de warmte had ik de gewoonte aangenomen om uit mijn boot te stappen eenvoudig door om te kieperen. Het kostte minder moeite en gaf me bovendien een verfrissend bad. Het nadeel was dat er dan water in mijn boot liep. Omdat mijn spieren vermoeid waren, maar mijn hoofd nog koel genoeg om na te denken, vond ik maar ter plekke een nieuwe manier uit om mijn boot te ledigen: dop eruit – het ‘tjoepke’ zou Danielle zeggen – en op mijn rug liggend de boot over mij heen trekken en opwaarts duwen: uitrusten en boot ledigen in één, dat is de ware levenskunst.

We naderden twee bruggen. Rudy was wat voorop, met Danielle achter zich aan en zag de aanlegplaats niet, of te laat, waardoor ze terug stroomopwaarts de rivier moesten oversteken, vergezeld door de nodige gillen van Danielle. Eindelijk wat afwisseling met mijn oerkreten.

De laatste avond werd net als de vorige avonden gekruid met grapjes en een vuurwerk van lachsalvo’s. Danielle stond voor een verscheurend dilemma: de volgende dag ’s middags vertrekken om nog de les van de voormiddag mee te pikken ofwel ’s morgens vroeg vertrekken om de training op de Vaart niet te missen. Onder algemene hilariteit werd haar de eerste optie aangeraden.

 

Dag 5: even zomers getint als de vorige dagen. Als afsluiter kajakten we nog eens helemaal tot beneden in de Rhône. Dat traject had ik de eerste keer foutloos afgelegd – beginnersgeluk noemen ze dat – om daarna twee keer op dezelfde plek om te slaan. Ditmaal bleef ik overeind en was het de beurt aan twee anderen om kennis te maken met het ondergaan. Het moeten niet altijd dezelfde zijn die zwemmen.

Daarna inpakken en wegwezen.

Vijf dagen kajakken waren het geweest, maar omdat we van de ene emotie in de andere waren getuimeld, een emotionele rollercoaster van jewelste, leek het wel alsof ik een maand op vakantie was geweest.

Wat blijft: in de herinnering een album met gouden plaatjes, opspattend water, ten ondergaan en weer herrijzen uit de golven als Botticelli’s Venus, herboren als met een nieuwe huid, stroming bevaren, keerwatertjes pakken, fysieke en geestelijke, om weer stroomopwaarts te raken, met een potentieel aan energie.

Wat nog blijft: een deugddoende warmte aan het hart, om de vriendschap, menselijke relaties op hun best.

Miek