Sault-Brénaz 2016

Sault-Brénaz 2016: een bisnummer uit de duizend!

De herinneringen aan Sault-Brénaz van vorig jaar hadden de maanden daarna hun gouden randje bewaard, zodat we met velen uitkeken naar de belevenissen dit jaar.

De wildwaterbaan lag er nog steeds, met haar zwierige S-bocht als een bekoorlijke zwanenhals en haar rumoerig gedruis, gecomponeerd door water en steen.

Ik dacht dat ik dit jaar wel eventjes droog kon blijven. Had ik deze winter niet genoeg gevaren op de grillig slingerende, onvoorspelbare rivieren van de Ardennen, met rots, boom en stroomversnelling als kloeke uitdagers? Tijdens het Paasweekend nog hadden we in het Groothertogdom Luxemburg Clerf, Wiltz en Sure op één dag gedaan. ’s Avonds op de camping kregen we in het café speciaal voor ons Nederlandstalige muziek en ook muziek uit mijn jeugd geserveerd, waardoor er warempel geswingd werd… en ik de volgende dag op de rivier – welke was dat nu ook weer? – in het midden van een waterval nog eens de Huckle Buck danste met mijn kajak en uiteindelijk achterwaarts naar beneden kwam.

Al die ervaringen zouden er toe bijdragen, veronderstelde ik in mijn naïviteit, dat ik in Sault-Brénaz recht zou kunnen blijven. Danny geloofde er niks van. Hij orakelde dat ik mijn grenzen zou willen verleggen en eens te meer in het water zou belanden. Het gelijk kreeg hij aan zijn kant.  

Het duurde niet lang of één van die grote stenen dicht bij ons strandje, die deze keer meer onderspoeld waren dan vorig jaar, was er de oorzaak van dat ik in het water tuimelde. De kop was er af. Het zou het begin worden van nog een aantal zwempartijtjes, die ik weliswaar telkens probeerde te vermijden, maar waarvan ik ondanks de mislukking toch intens genoot.

Het benedengedeelte van de wildwaterbaan ging goed. Het werd tijd om ook het bovenste traject eens te proberen. Ik was dood van de schrik, verweet mezelf dat ik me weer wat ging aandoen, maar waagde me er natuurlijk toch aan. We deden aan ‘eddy hopping’, van keerwater naar keerwater varen, terwijl Danny me telkens de nodige instructies gaf om de ‘gemakkelijkste’ route te bepalen. Met veel kunst- en vliegwerk bleef ik recht in de moeilijke passages en zelfs op de grote val kon ik op het nippertje steunen op het water. Pas toen de vier rollers eraan kwamen, dook ik onder en moest ik terug bovenkomen zonder boot.

Een tweede poging gaf hetzelfde resultaat: recht blijven op de grote val en in de aanloop er naar toe, kenteren op de rollers. Alleen in de Topo duo legde ik het hele parcours af zonder zwembeurt, dankzij de stuurkunst van Danny. Het was wel eventjes schrikken toen we in aanvaring kwamen met een raft. In het keerwater naast de rollers zag ik hem recht op ons afkomen, groot en majestueus maar vooral dreigend. Gelukkig dat zo’n raft nogal zacht aandoet bij een botsing. Na de eerste schrik bleek de aanvaring bijna een knuffel te zijn.

Tim nam proeven af voor het wildwaterbrevet. Een tel lang overwoog ik, in mijn ‘jeugdige’ overmoed, om tenminste enkele proeven af te leggen, maar toen ik eens te meer omsloeg, besefte ik dat ik beter nog even kon wachten op een volgende keer en ondertussen mijn technieken bijschaven.

Eén van de proeven van de ‘brevetters’ was een zwemmer redden met een werptouw vanop de oever. Als grap liet ik me ontvallen dat ik wel slachtoffer wou spelen. De reactie kwam onmiddellijk: dat kon geregeld worden. Er waren te veel getuigen van mijn roekeloze woorden, dus ik kon me moeilijk terugtrekken. Jurgen hielp me op de gladde stenen aan de kant, net boven de rollers. Springen maar. Na elke roller kwam ik boven, hapte naar lucht maar kreeg in plaats daarvan een slok water in mijn ademhalingssysteem door het krachtig opspattend schuim. Het was verdomd ‘heavy’. Touwen werden gegooid. Ik greep er eentje vast om in een keerwater te worden getrokken. De stroming was echter zo sterk, het touw schuurde over mijn schouders en met al dat water in luchtpijp tot in longen toe, was het net iets te veel. Ik liet wijselijk het touw los en zwom daarna zelfstandig een keerwater in, waar ik een paar minuten moest bekomen.

Volgens Tim had ik op de rollers mijn adem moeten inhouden totdat ik ze volledig voorbij was. Zal ik onthouden voor de volgende keer. Met de boot kenteren op de rollers was minder ingrijpend, omdat ik dan tenminste al een paar rollers voorbij was tegen dat ik uit mijn boot geraakte en boven kwam.

De jeugd ging met de raft naar beneden, op alle mogelijke wijzen, met en zonder peddels, rechtop of onderste boven: de pret kon niet op. Het  omslaan op de rollers leek nog het leukste van allemaal en werd telkens op gejoel onthaald net voor ze in het water belandden.

Ach, die jeugd. Met enig heimwee keek ik naar hun onbezorgde wateravonturen, hun onverschrokkenheid, hun snelle leren. Elisabeth waagde zich voor de eerste keer op het bovenste gedeelte en bleef als een volleerd acrobaat zelfs recht op de vier rollers. Hoedje af daarvoor.

Was het weer de eerste paar dagen bewolkt, het bleef tenminste droog. Dinsdag beloofde echter een uitgeregende dag te worden. De geplande afdaling van de Ain zou daardoor niet doorgaan; we bleven op de camping.

Regen of geen regen, op de wildwaterpiste werd je toch nat, dus dat was geen probleem. ’s Middags pauzeren in de kou was minder fijn. We zaten dan wel onder een afdak, maar de kilte was er en sloopte mijn energie.

Woensdag. De allerlaatste momenten op het water: uit pure vermoeidheid sloeg ik voor de laatste keer om, in het benedengedeelte, daar waar ik normaliter had moeten recht blijven. Was ik dan volledig afgemat, een zwembeurt doorheen een valletje tussen de rotsen en dan meegesleurd worden tot helemaal in de Rhône, het verkwikte me. Al was het met enig schuldgevoel dat ik ervan genoot, toen ik zag hoeveel moeite Danny moest doen om mijn boot te gaan oppikken in de Rhône en hem naar de oever te slepen.

Het was weer een gezellige bedoening geweest, de gezamenlijke maaltijden onder het afdak, het genoeglijke geroezemoes, het grote vuur dat flakkerde in het zwart van de nacht. Tegen de middag begon het plein voor de hutten alsmaar een legere aanblik te krijgen. Kleurrijke kajaks verdwenen, samen met auto’s en mensen. Mijn spullen had ik ook al in mijn auto gestouwd, alleen Elisabeth en Joren moesten er op het laatste moment nog bij gepropt worden. Ze klaagden niet, stoïcijns aanvaardden ze de terugreis op een benepen plaatsje.

 

Zo ging Sault-Brénaz ook dit jaar voorbij. Mijn kajakvaardigheden zijn weer naar een hoger niveau getild, al is het niet bepaald een kwantumsprong.

Elke keer is er bij het afscheid weer die droefenis. Om het met Heinrich Heine te zeggen: ‘ich weiss nicht was soll es bedeuten, dass ich so traurig bin…’ Ik weet niet wat het betekent dat ik zo treurig ben…

… Om zijn gedicht van ‘Die Loreley’ te beëindigen met de woorden: ‘Ich glaube die Wellen verschlingen am Ende Schiffer und Kahn, und das had mit ihrem Singen die Loreley getan.’ Ik geloof dat op het einde de golven schipper en boot verzwolgen, en dat had met haar zingen de Loreley gedaan.

Zovele malen hebben we gereageerd op de verlokkingen van de wildwatersirene, op de temperamentvolle zang van haar bruisen en haar doldriest geschater om onze onhandigheden, zovele malen hebben we overmoedig de wilde golven bevaren. Talloze keren zijn we omgeslagen, verzwolgen als een Bijbelse Jonas in de muil van het donkere, kille nat, maar telkens weer zijn we uit dat tomeloze tumult herrezen, herboren uit de baren… Dàt is nu eenmaal de vitale kwintessens van het wildwatervaren, die raadselachtige beroering, de numineuze huiver van het wildwater-ervaren.

Miek